Bel ons: 085-0110070

Peuter van 3 - 4 jaar

Je peuter van 3 - 4 jaar kan:

Motorisch

  • 3 seconden op één been staan
  • over een gymzaalbank lopen met lage pionnen ( 10 cm)
  • 3 keer hinkelen
  • 3 keer met twee benen tegelijk naar voren springen
  • een koprol maken (zonder hulp)
  • een ballon 6 x hooghouden
  • ongeveer 30 cm verspringen
  • een toren bouwen van 10 blokjes
  • een pen op volwassen manier vasthouden
  • poppetjes tekenen
  • papier knippen
  • plakken met behulp van een vinger
  • rondjes en plusjes tekenen
  • binnen 25 seconden tien knikkers in een flesje stoppen
  • rozijnen in een smalle opening stoppen
  • een eenvoudige puzzel maken

Sociaal-emotioneel

  • kan goed met een lepel eten
  • helpt bij het aantrekken van zijn sokken
  • kan zijn eigen schoenen aantrekken
  • met andere kinderen spelen, (steeds beter) op zijn beurt wachten en is zich bewust van het feit dat elders (bijvoorbeeld de crèche) andere regels kunnen gelden
  • zindelijk zijn voor urine overdag en misschien ook ’s nachts
  • langere afwezigheid van de moeder accepteren zonder protest en vervangende hechtingspersonen in de vorm van bijvoorbeeld een oppas accepteren

Cognitief

  • tijdens het spelen zijn pop of knuffel willen wassen of voeden. Tijdens het spelen staat niet alleen jouw peuter meer centraal!
  • innerlijke beelden vormen van objecten of gebeurtenissen (mentale representatie). Dit uit zich in taal, tekenen en het spelen. Jouw peuter kan nu woorden koppelen aan innerlijke beelden, waardoor jouw kind nu beter kan omgaan met het verleden, heden en de toekomst.
  • zich steeds beter voorstellen dat een symbool (foto, tekening, model) iets uit de ‘echte’ wereld kan voorstellen (dual representation).
  • vanaf 3 jaar tekeningen maken die echt al een beetje op een voorstelling van iets beginnen te lijken. Een belangrijke mijlpaal tijdens het tekenen wordt bereikt wanneer jouw peuter lijnen gaat gebruiken als grens van een object. Vanaf 3 – 4 jaar een peuter in staat zijn de eerste tekening van een persoon te maken.
  • geloven dat levensloze dingen kunnen denken of bijvoorbeeld gevoel kunnen hebben (animistisch denken). Als jouw peuter zijn teen stoot tegen een stoel, kan het bijvoorbeeld ‘stoute stoel’ zeggen.
  • moeilijk een onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid. Deze periode wordt ook wel het ‘magische denken’ genoemd. Jouw peuter gelooft bijvoorbeeld in magie, feeën en bovennatuurlijke krachten. Toch zal jouw kind weten dat magie niet alledaagse gebeurtenissen kan veranderen/beïnvloeden (bijvoorbeeld een foto laten veranderen in een echt persoon). Gebeurtenissen die zij niet kunnen verklaren (donder en bliksem), kunnen zij wel toekennen aan magie.
  • al samen met andere kinderen alledaagse gebeurtenissen naspelen (in een rollenspel, fantasiespel, doen alsof spel). Jouw peuter wordt minder egocentrisch!

Spraak en taal

  • kan in korte zinnen praten
  • eenvoudige vragen beantwoorden
  • de bekende ‘waar/wie’ vragen gaan stellen en later de ‘waarom’ waarom vraag
  • het principe ‘om de beurt’ begrijpen
  • enkele cijfers en letters benoemen
  • de woorden ‘wij’, ‘hij’ en ‘zij’ gebruiken
  • de voorzetsels ‘op’ en ‘in’ goed gebruiken